OLVI 20 jaar: een terugblik met mr. Terrones
Meneer Jo Terrones geeft al sinds 1999 het vak Nederlands in OLVI Boom, waarvan de eerste twee jaar nog op het toenmalige College. Samen met Zoë Debo uit het vierde jaar, heb ik, Elaine Verschueren, hem erover geïnterviewd. Hij vertelde ons over hoe hij en andere leerkrachten de fusie van het College met de Presentatie hebben meegemaakt. “Voor mij was het een echte cultuurshock”. Deze zin uit ons interview met de leerkracht vat het helemaal samen. Dit is zijn verhaal.
Hoe bent u op OLVI terechtgekomen?
“Het gebeurde heel toevallig. Ik had veel sollicitatiebrieven naar verschillende scholen gestuurd, vooral in Antwerpen en Vlaams-Brabant”, vertelde hij ons. “Ik had een aantal reacties gekregen, waaronder van OLVI Boom. Het was een fulltime aanbod. Ik nam het aan, ook al had ik geen enige connectie met de school en de gemeente zelf.”
Wat kan u ons vertellen over het eerste jaar van de fusie van Presentatie en College en daarvoor?
“Ik was er niet echt blij mee, want ik had een heel goede band met mijn collega’s”, zei hij al nadenkend. “Het College, voornamelijk een jongensschool met enkele meisjes, en de Presentatie, een meisjesschool, waren toen nog klein. Het feit dat ik afscheid moest nemen van mijn collega’s waarmee ik goed opschoot en waarvan sommigen intussen al zijn gestopt, speelde een grote rol in mijn tegenzin wat betreft de fusie, dit naast mijn aversie van veranderingen. Het was een hele uitdaging. Er was ook wel onzekerheid, want de fusie bracht een aantal onduidelijkheden, zoals de vacante lesuren, die niet meer zo evident waren. Ook denk ik dat ik toen in het eerste of tweede jaar van de fusie terug ben gaan solliciteren omdat ik twijfels had over mijn lesuren.”
Hoe waren dan uw eerste paar dagen van de fusie op school?
“Het was echt aanpassen. Ik kwam uit een college, een échte jongensschool. Er waren meer mannelijke dan vrouwelijke leerkrachten in het college. Voor mij was het een cultuurshock toen ik en de mannelijke collega’s samen met de jongens binnenkwamen in OLVI. We waren heel erg geïntimideerd, om het zacht uit de drukken”, lachte hij geamuseerd. “Het heeft vrij lang geduurd vooraleer de jongens een plaats konden vinden op school.”
“De eerste jaren waren de jongens heel rebels. Wij als mannelijke leerkrachten hadden veel minder moeite met de klassen, maar de jongens waren nogal boos en opstandig en de meisjes braaf en wat angstig. Ik denk dat veel onze vrouwelijke collega’s toen wel wat hebben afgezien.”
Mevrouw Verbeeck had ons er al wat over verteld. Ook zei ze iets over een tweedaagse naar Nederland en een problematische avond met een brandalarm. Weet u iets erover?
“Dat zullen de jongens zijn geweest”, wist hij te vertellen toen hij de vraag hoorde. Hij wist het zelf niet, maar toch durfde hij deze conclusie meteen trekken. Daarna vertelde hij ons over één van zijn interessante ervaringen met de nieuwe school. “Wat ik wél weet, was de eerste of tweede Chrysostomos van de fusie. Dat was totaal niet te vergelijken met die van tegenwoordig. De school was een oorlogszone: je moest wegduiken, je werd uit de klas gesleurd, … Het was echt gewoon één en al angst. De directrice keek met grote ogen naar wat er gaande was. Zowel leerlingen als leerkrachten probeerden zich ervoor te verstoppen. Het was zeker het hoogtepunt van de fusie.”
Kunt u zich nog iets anders, iets speciaals, herinneren van het eerste jaar van de fusie? Misschien een bepaalde dag behalve Chrysostomos?
“Nee, ik heb een heel slecht geheugen. Ik weet alleen dat het niet iets typisch was. Het had niet alleen met de fusie te maken maar ook met de mentaliteit in die tijd. Het ging er helemaal anders aan toe. Vakvergaderingen, bijvoorbeeld, zijn nu normaal. Toen in het College niet. Je moest eerst zelf vragen om over dingen te kunnen overleggen. ‘Kunnen we alstublieft eerst overleggen? We zijn nieuwe leerkrachten. We willen wel weten waarover we les moeten geven.’ Dan werd er gezegd van: ‘Waarom moet dat? Volgt gewoon uwen boek. Doe gewoon wat je wil.’ Dat was de boodschap. Enerzijds bracht dat heel veel vrijheid, maar anderzijds ook heel veel onzekerheid. Bijvoorbeeld: geen enkel examen. Of de ene groep kreeg een heel ander examen dan de andere groep. Een ander voorbeeld was dat je ook als je dezelfde richting volgde, je niet dezelfde leerkrachten had. Tja, dan had je pech.”
“Er was wel de cultuur van vakvergaderingen op OLVI, of in ieder geval in de Presentatie. Niet op de manier van: ‘Kijk, we gaan eens rustig ideeën uitdelen”, maar op een manier waarop we vaak botsten. De mannen botsten heel vaak met de vrouwen.”
Je bedoelt er dan mee dat het eigenlijk dus twee verschillende scholen waren die botsten?
“Ja. Er waren zelfs een paar mannen die lesgaven in de Presentatie die wat meer op de karren zaten te botsen met de mannen van het College. Het is hier toen echt stevig gegaan. Wij waren toen vooral onbeleefd.”
Het is wel gelukt, he?
“Zeker, maar het heeft lang geduurd. Een minimum van vijf jaar, maximum tien vooraleer de meeste leerkrachten hier hun plaats begonnen te vinden. We waren zo verschillend: ASO en TSO waren toen volledig van elkaar gescheiden. De ASO-leerlingen kwamen niet in contact met die van TSO. De TSO-leerlingen stonden alleen maar op Speelplaats 1 en ASO-leerlingen op Speelplaats 4. Er was geen contact ertussen. Zelfs de ASO- en TSO-leerkrachten weigerden samen te eten. De directie moest hen dan verplichten om samen te eten in het leraarslokaal. Het was een poging tot. Er ontstond zelfs nog een ander, apart leraarslokaal. Het heeft dus een vijftal jaren geduurd voordat we samen wilden eten en tien totdat die hele apartheidscultuur eruit was.”
En hoe zit het met de leerlingen? Hebben jullie iets gedaan om hen wat dichter bij elkaar te brengen of hebben jullie hen hun gang laten doen?
“Niet echt. Ik was mezelf gebleven, denk ik. Ik heb niets speciaals gedaan. Ik was jong in die tijd. Ik was zelf nog bezig om mezelf een plaats te geven in de klas. Ik werkte aan mijn autoriteit en klasmanagement dus was ik te druk om te zien hoe de jongens zich tegenover de meisjes gedroegen, maar uiteindelijk heb ik me ten opzichte van de meisjes hetzelfde gedragen als bij de jongens. Ik denk niet dat het tot conflicten heeft geleid, maar ik denk dat mijn vrouwelijke collega’s, die hetzelfde bleven doen zoals ze gewoon waren om les te geven tegenover de meisjes, wel op den duur conflicten hebben gehad en dat ze daardoor andere dingen moesten gaan doen, het anders moesten aanpakken. Ikzelf heb me qua manier van lesgeven nooit echt moeten aanpassen.”
Hoe hebt u uw eerste les van de fusie ervaren?
“Dat kan ik mij niet meer herinneren, maar ik weet nog wel – maar dit heeft niet echt met de fusie te maken – de namen van leerlingen waaraan ik in de eerste twee jaren les heb gegeven, in vergelijking met de leerlingen van drie of vier jaar geleden, ook al is het al zo’n twintig jaar geleden.”
Die hebben dan een indruk gegeven?
“Indruk? Niet echt. Uw eerste twee jaren blijven u gewoon veel langer bij omdat je dan constant in een hoog stressniveau zit, zeker?” zei hij voor de grap.
Z.D. en E.VS.